Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij hebt [de plaats] voor hem [24]bereid, en zijn wortelen [25]doen inwortelen, zodat hij het land [26]vervuld heeft. 24. Dat is, Gij hebt de Kanaanieten voor hun aangezicht uitgestoten en verdreven; Ex.23:28; Joz.24:12. Zie de aantekeningen bij Gen.24:31, aangaande de betekenis van het Hebr. woord, hetwelk eigenlijk betekent uitzuiveren, reinigen, uitkeren. 25. Dat is, diep en vast in de aarde doen wassen. 26. Te weten, met zijne ranken.